Blijft er ruimte voor stenige gebouwen?
30 april, 9:00
Ontwerpen op CO2-uitstoot is nog een zoektocht. Is een materiaal dat een grote CO2-voetafdruk heeft om te maken, maar daarna eenvoudig te hergebruiken een verstandige keuze? Is een biobased gevelmateriaal dat iedere paar decennia vervangen moet worden een goede keuze? We hebben een traditie van solide gebouwen waarmee we letterlijk gewicht geven aan onze bouwcultuur, van gebouwen die tegenwicht bieden tegen al te snelle veranderingen en die zorgen voor continuïteit in onze steden. Welke waarde gaat uit van onze traditie van stenige gebouwen?
Tijdens een symposium over natuursteen werd door het Duitse Naturwerkstein Verband (DNV) een diagram getoond van een studie uit Engeland met een vergelijking van bouwmaterialen en CO2-uitstoot voor oogst, verwerking tot product en de bouw; de embodied carbon. Het diagram wijkt af van de bekende bouwmaterialenpiramide. Natuursteen steekt in het diagram het beste af, daarna baksteen, hout en andere materialen. Natuursteen is gunstig omdat voor de productie nauwelijks energie nodig is. Het wordt door de natuur gevormd en is na het zagen meteen klaar voor gebruik. Baksteen is klei dat onder hoge temperatuur – meestal in gasovens – wordt gebakken. Hout moet worden gekweekt en heeft na het zagen nog veel bewerkingen nodig voordat het lang meegaat, zoals verhitten of verduurzaming met lijm, olie, verf of chemicaliën. Ook moet hout regelmatig over langere afstanden vervoerd worden.
Natuursteen mag geen biobased materiaal heten, want het groeit niet binnen 100 jaar weer terug maar over miljoenen jaren. Maar steen is in de kilometers dikke aardkorst wel in schier onuitputtelijke hoeveelheden overal op aarde aanwezig. En het wordt ook voortdurend aangevuld in de vorm van stollingsgesteenten. Een groot nadeel van natuursteen is dat voor de winning natuur wordt vernietigd. Door mijnen en groeves weer op te vullen kan de natuur zich na verloop van tijd weer herstellen, maar die schade aan de natuur is er natuurlijk wel.
Een groot voordeel van natuursteen is dan weer dat het een circulair materiaal is; hergebruik ervan is heel eenvoudig. Stenen gevelplaten kunnen – na even opschuren – opnieuw in gevels worden toegepast, of als vloer. Natuursteen was daarom een van de eerste materialen waar de recycletak van Rotor mee aan de slag ging. Ten slotte komt steen het liefst van dichtbij, bijvoorbeeld per spoor uit omliggende landen.
Nog even los van de transitie naar biobased en circulair bouwen is in de bouw al langer de ontwikkeling te zien naar lichtere constructies. In de gevel gaat het steeds vaker om lichte draagconstructies – of dat nou beton, staal of hout is – met dikke isolatiepakketten, omhuld door kunststoffolies, een luchtspouw en een weersbestendige huid. Gevels bestaan uit flinke pakketten van diverse materialen die op elkaar zijn geplakt en geschroefd, met een hoge embodied carbon, en zijn bovendien lastig uit elkaar te halen als het gebouw wordt gedemonteerd. De transitie naar een volledig biobased gevel lost dit probleem maar deels op. Tegen de opwarming van de gevel en voor de brandveiligheid moet er vaak toch ook weer een betonachtig materiaal aan worden toegevoegd. Dan zet je twee stappen vooruit en vervolgens toch ook weer een stap achteruit.
Op dit moment experimenteren we met het bureau met 50 centimeter dikke gasbetonblokken voor nieuwe gevels van een transformatieproject in Brussel. De blokken zijn poreus en isoleren goed. Je hebt dus geen slecht scorende isolatiematerialen, spouwconstructies of kunststoffolies meer nodig. Binnen- en buitenkant worden glad afgewerkt en klaar. Maar bouwen met massief natuursteen zou dus nog veel gunstiger zijn. Zoals al duizenden jaren huizen worden gemetseld met lokale stenen. Gevels moeten tegenwoordig uiteraard beter isoleren, een goed isolerende, poreuze tufsteen (een sedimentair gesteente van vulkanisch materiaal) uit Duitsland zou een prima oplossing kunnen zijn.
Om van onze betonverslaving af te komen, is een slimme mix van materialen de beste methode om een lage CO2-footprint te realiseren. De bulk van materialen in een gebouw bestaat uit goed beschermde draagconstructies en binnenwanden, en kunnen uitstekend van biobased materialen worden gemaakt. En als een gevel lang mee moet gaan – zonder al te veel onderhoud en tussentijdse vervanging – dan is een stenen schil zo gek nog niet. Naast de embodied carbon zou de hele levenscyclus – inclusief sloop en hergebruik – moeten worden meegenomen. Voor duurzaamheid op de lange termijn moet de operatiefase van een gebouw zo lang mogelijk kunnen worden gerekt met een schil die niet vergaat en een constructie met een grote flexibiliteit om andere functies te kunnen herbergen. En dat op een manier dat onze nazaten nog de moeite nemen onderdelen te hergebruiken. Hé, dan ben ik opeens heel dicht bij onze oude binnensteden met hun geliefde grachtenpanden en hoog gewaarde negentiende-eeuwse buurten: die zijn grotendeels van hout maar met stenen bouwmuren en gevels, en worden eindeloos verbouwd van woonhuis naar winkel naar kantoor en vice versa. Misschien kunnen we in de toekomst toch nog robuuste gebouwen en mooie stenen gevels maken?
Alexander Pols is architect-directeur van Kollhoff&Pols architecten. Hij is architectlid in de Welstands- en Monumentencommissie van Den Haag, gastdocent en commissielid voor de beroepservaringsperiode en examencommissie van het Architectenregister.